Doet de naam Idris van Heffen geen belletje rinkelen, dan een van zijn illustraties waarschijnlijk wel. Ze staan regelmatig in Trouw, en vanuit Studio Iedman kwam zijn werk onder meer terecht in communicatie-uitingen van Mercedes-Benz, Eneco, ING en het Van Gogh Museum.
Als docent was hij verbonden aan de Willem de Kooning Academie, en met mede-illustrator en -ondernemer Mielo Pouwer richtte hij in 2013 Studio Makii op waarmee hij onder andere in Volkskrant Magazine en Linda stond.
Met Makii maken ze creatieve en innovatieve kinderproducten voor consumenten en onder andere Rijksmuseum, FC Liverpool, HEMA en London Transport Museum.
Een succesvolle ondernemer en creatief professional dus. Althans… Wat is succes? En wie beoordeelt dat? De meeste creatievelingen zijn zelf hun hardste criticus, dus: hoe beoordeelt Idris het zelf?
Hoe kijkt hij naar zijn leven? Is hij waar hij wil zijn? Heeft zijn keuze om niet voor een baas te werken, maar zijn eigen pad te bewandelen, hem ultieme vrijheid gebracht?
Op zichzelf zijn de antwoorden op die vragen al interessant, maar die antwoorden komen nog meer tot leven als we ze plaatsen in de context van zijn leven. Daarom duik ik met Idris ook de persoon Idris in. Zijn persoonlijkheid, zijn vormende jeugdjaren, zijn huidige leven en zijn toekomstdroom.
‘The Why’ van LavaBird én dit interview
Ik ontmoet Idris in Boulangerie Michel, vijf minuten fietsen van zijn studio in zijn geboorteplaats Den Haag, om te kijken of het lukt om met hem de diepten van zijn eigen hart en hoofd in te duiken en zijn drijfveren bloot te leggen.
Waarom? We zijn vanuit LavaBird altijd op zoek naar – en een beetje verliefd op – vreemde vogels die klikken met de drijfveren van LavaBird.
Met vreemde vogels bedoelen we mensen die niet bang zijn voor hun eigenheid. Het is onze overtuiging dat iedereen die werkelijk zichzelf is, op een hele prettige manier een beetje eigenaardig is.
De kern van de LavaBird-drijfveren is: mensen stimuleren diepere vrijheid te beleven. We geloven dat ze die vrijheid ontdekken als ze ervaren dat de dingen die ze nodig hebben om te leven zoals ze willen, vaak niet buiten zichzelf, maar in zichzelf zitten.
Kom je daarachter, dan durf je dingen die je van buiten worden opgelegd steeds meer los te laten. Dingen die niet passen bij wie je van binnen bent. Een populaire term daarvoor? Empowerment.
Anyways. In het geval van Idris is de match er, en bovendien is hij enthousiast over de producten en visie van LavaBird, dus tijd voor een rendez-vous dans la boulangerie, alwaar we de afdaling in de krochten van Idris beginnen.
De jonge jaren in hartje Den Haag
Idris werd ruim dertig jaar geleden geboren in het Westeinde ziekenhuis in Den Haag. Praktisch zijn hele jeugd speelde zich af slechts vier minuten fietsen van dat ziekenhuis.
Tot zijn 21e woonde hij in een van de typisch Haagse straten aan de rand van het centrum: de Zoutmanstraat, naast Hotel Sebel.
Zou hij er nu nog wonen, en zijn huis uitstappen, de straat oversteken, naar rechts lopen en na twintig stappen naar binnen stappen, dan zou hij in het pand staan waar hij nu met vijf andere creatieven zijn studio heeft.
Je zou haast denken dat zijn hele leven zich in een straal van vier fietsminuten heeft afgespeeld, maar dat blijkt mee te vallen.
In zijn herinnering was Idris in die jonge jaren vooral binnen en vermaakte hij zich in zijn eentje. Omdat buiten spelen in de drukke straat waar onder andere een tram doorheen raaste niet echt een optie was, maar ook omdat het bij zijn karakter pastte:
“Een bepaalde introversie die toen al wel duidelijk was”, blikt Idris terug. Hij bracht uren door met lezen of te tekenen op het zolderkamertje van het statige Haagse pand.
“Niet dat ik niet goed kan communiceren of zo, maar als je het hebt over waar ik me het prettigst voel, dan is dat eerder op mezelf dan in een groep.”
Of, nou ja. Zijn ultieme vrije ‘zijn’, zit een beetje tussen die groep en alleen zijn in:
“Helemaal solo is ook niet per se altijd het fijnste hoor. Daarom is de studio zo fijn. Je bent voor jezelf bezig, maar er zijn wel mensen om je heen. Dat is eigenlijk mijn ideaal. Dan maak je de keuze: ik kan nu voor mezelf werken, maar ik kan ook effe een praatje maken.”
Zijn eerste herinneringen
Daar krijgen we dus al een glimpje antwoord op de vraag: waar vindt Idris ultieme vrijheid. Maar laten we er nog wat dieper in duiken. Heeft die ultieme vrijheid ook iets te maken met het vak dat hij nu uitoefent: tekenen?
“Tekenen is voor mij wel een van m’n eerste herinneringen. Als we op vakantie gingen bijvoorbeeld, dat ik gewoon altijd aan het tekenen was. Een van m’n eerste herinneringen was een tekening van een tijger.”
Niet zo lang geleden dook die tekening weer op toen hij bij zijn moeder was:
“Toen ik die later zag dacht ik, hey, die is eigenlijk best wel oké. Zwart gele strepen, soort van gras en savanne op de achtergrond, een zonnetje, een schuine boom… Natuurlijk niet… mooi of zo, maar als je kijkt naar dat werk wat ik nu maak, dat is ook vrij…naïef.”
“M’n oliekrijttekeningen bedoel ik dan specifiek. Een beetje à la Karel Appel. En dat deed me best wel denken aan die tekening die ik vroeger had gemaakt. Ik was misschien vijf.”
Idris noemt specifiek z’n oliekrijttekeningen, omdat hij grofweg op twee manieren illustreert. Om het voor klanten simpel te houden heeft hij zelfs twee websites voor die twee verschillende stijlen. Studioiedman.nl voor zijn tot nu toe vaak meer commerciële digitale werk, en idrisvanheffen.com voor zijn oliekrijttekeningen.
Die twee manieren van werken laten gelijk ook een spagaat zien waar hij soms in zit. Een spagaat die het lastig kan maken om ultieme vrijheid in het illustreren te vinden. Maar daarover later meer, eerst wat meer context om zijn quest naar vrijheid kleur te geven.
De spanning tussen twee werelden
Misschien viel het je al op dat Idris de tekening ‘bij zijn moeder’ vond, en niet ‘bij zijn ouders’. Tegen het einde van de in zijn beleving redelijk zorgeloze jeugdjaren aan de Zoutmanstraat, besloten zijn ouders uit elkaar te gaan.
“Ik was toen denk ik twintig. Het speelde al langere tijd. Mijn vader werd toen hij acht was wees…”
“Laat ik zeggen, je ziet wel een bepaalde soort van tic en ik denk dat dat uiteindelijk in de relatie met mijn moeder opspeelde.”
“Ik kan mezelf gelukkig prijzen dat het pas was toen ik zo ongeveer uit huis ging. Ik heb wel een fijne jeugd gehad.”
Leuk was de scheiding niet voor hem, al ziet hij ook mooie kanten:
“Ik merk, mijn ouders zijn vrij spiritueel en ook wel bezig met een soort vorm van zelfontwikkeling, dus het is ook nooit… laat ik zeggen: het is nooit leuk als ouders uit elkaar gaan, maar het was nooit per se heel negatief.”
“Ze waren toen rond de vijftig. Ze zijn gewoon doorgegaan en ze zijn ook wel… betere mensen geworden. De ruzies die ik met mijn vader kon hebben, heb ik nooit meer.”
Idris is trots op de personen die zijn ouders geworden zijn. Voor onze zoektocht naar ultieme vrijheid en wat dat bij Idris is, kunnen we er wat mij betreft niet omheen om te duiken in wat je als persoon het meeste gevormd heeft.
En dat is eigenlijk altijd de relatie met je ouders en wat voor personen ze waren in de meest vormende jaren van je leven.
Dus we duiken nog wat dieper die relaties in. Hoe waren zijn ouders? Hoe was de dynamiek tussen zijn vader en moeder toen hij jonger was? Hoezo ruzies met zijn vader?
“Mijn vader is Indonesisch. Hij is op een bepaald moment naar de Koninklijke Academie gegaan. Hij is binnenhuisarchitect geworden. Van hem heb ik het creatieve. Maar hij is ook iemand die… hij is de dwarsligger zeg maar.”
“Als hij bijvoorbeeld werk moest maken, dan kon ie zo’n heel mooi raster maken, maar het laatste puntje op het raster moest ie dan verkloten, zodat het raster dan niet perfect was. Als ik mijn vader moet beschrijven, dan is dat mijn vader.”
Zijn vader was dus de creatief. De persoon die durfde anders te zijn dan anderen. Sterker nog, het rastervoorbeeld laat zien dat hij soms zelfs anders moest zijn dan anderen. De vreemde vogel.
“Hij was altijd al heel erg into fashion. Hij liet z’n Levi’s 501 uit Amerika komen bijvoorbeeld. Voor die tijd was dat toch best bijzonder, en man die zo met fashion bezig was.”
De dynamiek tussen zijn ouders werd mogelijk beïnvloed door specifiek die creatieve spanning.
“Mijn moeder was niet per se zo, maar die wilde wel zo zijn.”
Al komt hij daarop later terug omdat het de lading niet helemaal dekt:
“Het zat er wel in bij haar, maar ze had misschien de durf niet om er vol voor te gaan. Om voor zo’n leven te kiezen. Het vraagt toch een bepaalde vorm van eigenheid, maar ook geloof in jezelf om zo’n keuze te maken.”
“Mijn moeder komt uit een soort van heel ‘normaal’ Nederlands ambtenarengezin en die hadden daar duidelijk moeite mee. Waarschijnlijk dat ze dat bij m’n vader soort van wel zag: de hoop op een creatief, ‘gek’ leven.”
Dit is de beleving van Idris, dus maar één kijk op de situatie, maar als er íets van waarheid in zit, dan zou het zo kunnen dat de uiteindelijke scheiding een gevolg was van een spanning tussen het trouw zijn aan wie je werkelijk bent versus binnen de gebaande paden blijven.
Je hart volgen...of niet?
Wat in ieder geval waar is, is dat Idris zelf die stoeipartij maar al te goed kent. En zijn vader ook... En daar ligt de kern van de spanning en ruzies.
“Mijn vader was op een bepaalde manier lui. Of nou ja, lui is een groot woord. Maar hij werkte op een bepaald moment twee dagen per week als docent. Mijn moeder werkte ook als docent, maar die werkte gewoon vijf dagen per week en die voorzag in de grootste behoeften van het gezin.”
“En ik kreeg daar dan ook ruzie over met hem. Ik zag dan mijn moeder die dan thuis kwam en nog moest koken of na het eten huiswerk moest nakijken van kinderen, en dan zat mijn vader tv te kijken, bij wijze van. Weet je?”
“Dan was hij misschien wel aan het strijken of zo, maar op zo’n dermate relaxed tempo dat ik dacht van ja, je ziet…ik zie m’n moeder keihard zwoegen, en dan voel je daar logischerwijs toch enige verantwoordelijkheid in?”
“Ga je dan of meer verdienen, of, weet ik veel, iets doen om daarvoor te zorgen. Maar dat was voor hem soort van emotioneel afgekaderd volgens mij. Ik nam het daardoor op voor mijn moeder.”
Ik heb het gevoel dat er meer achter zit, en dat dit veelzeggend is voor wat Idris drijft, dus ik vraag door. Was dat werkelijk luiheid, bij je vader?
“Nee, nee. Het is ook hoe hij is opgegroeid. Daarom is hij ook zo trots op waar ik nu ben, dat ik voor mijzelf bezig ben. Ik denk… hij werkte uiteindelijk met vrienden en kennissen. Daarmee heeft ie 1 à 2 bureaus gehad. Daar heeft hij hard voor gewerkt en uiteindelijk viel dat weg.”
Toen kwam er, in de beleving van Idris, een heel belangrijk keuzemoment in het leven van zijn vader:
“Hij kon het soort van niet opbrengen om óf voor zichzelf te beginnen, óf weer van voor af aan bij een groot bureau te solliciteren…en uiteindelijk is ie toen…gaan lesgeven.”
“Maar ja, dat was eigenlijk niet zijn passie. Niet zijn echte liefde. En dat heeft ie uiteindelijk dus parttime gedaan. Hij trok dat twee dagen per week.”
“Maar eigenlijk heeft hij vanaf toen zijn eigen passie links laten liggen… Ik denk dat dat hem op een bepaalde manier op slot heeft gezet.”
Als je niet vol voor je passie gaat, ligt in mijn ervaring het gevaar op de loer dat heel je leven in stand by gaat. Dat je je vechtersmodus verliest. En tsja... is dat luiheid?
Wat het ook was, vermoedelijk sterkte het Idris in zijn voornemen om wél heel duidelijk zijn hart te volgen.
Al was dat in zijn situatie wat anders, voornamelijk omdat het, wanneer je afgestudeerd illustrator bent, de meest logische stap is om direct voor jezelf te beginnen.
“Ik denk dat ongeveer 90% van de mensen die als illustrator afstudeert voor zichzelf begint.”
Wat dat betreft was de keuze waar zijn vader later in zijn carrière voor stond, voor Idris direct aan het begin van zijn carrière al meer een uitgemaakte zaak.
Aan de ene kant makkelijk, aan de andere kant heel spannend om zo snel in het diepe te springen. Maar de keuze pakte, zoals we nu weten, goed uit.
En? Ziet hij zichzelf als succesvol?
Inmiddels is Idris elf jaar zelfstandig, en heeft hij elke dag brood op de plank gehad. En, zoals ik aan het begin al zei: als je zijn credentials ziet, dan zou je hem zeker succesvol mogen noemen. Kan hij er lekker van leven?
“Tsja… persoonlijk vind ik wel eens van niet. Je wilt altijd meer, maar… het feit dat ik gewoon een normaal huis heb en m’n huur kan betalen en ook nog relatief vaak op vakantie kan, dat ik kan reizen…dan moet ik toegeven dat het eigenlijk wel goed gaat.”
Leeft hij dan in ultieme vrijheid: eigen baas zijn dus niemand die je vertelt wat je moet doen, en er nog goed van rond kunnen komen ook? Ja, die ingrediënten zijn belangrijk in de vrijheidsmix van Idris, maar er komt meer bij kijken, zo blijkt.
Ik vraag hem of hij ultieme vrijheid vindt in het tekenen zelf. Of hij in een soort van heerlijke flowstaat terechtkomt waarin hij helemaal gelukkig is, misschien wel zoals vroeger als kind, in zijn eentje in een grote kamer aan de Zoutmanstraat?
“Wel en niet. Als ik in die flow ben kan ik daar heel gelukkig van worden. Bij wijze zonder na te denken ben je dan een dag verder en dan heb je, weet ik veel… dertig tekeningen gemaakt of zo.”
Maar dan komt er na zo’n flowstaat automatisch de andere kant om de hoek kijken:
“Maar tegelijkertijd, als ik erover na ga denken… ik maak dan van dit soort semi-vrije werk… ik merk wel dat mijn écht vrije werk daar buiten ligt. Dat het nog moeilijk toepasbaar is. Dat het niet direct te verkopen is.”
“Ik zit dan altijd van, nu heb ik dit gedaan, maar wat moet ik hier nou mee? Weet je? En dan krijg je weer juist de tegenovergestelde vraag. Oké, hoe ga ik dit inzetten? En dan wordt het juist weer een moeilijk verhaal.”
De ultieme spagaat
Hier beschrijft Idris de ultieme spagaat die ik in mijn eigen leven herken, en die naar ik vermoed iedereen die creëert wel kent: doen wat je het liefste doet, én er lekker je brood mee verdienen, zijn vaker dan ons lief is met elkaar in gevecht.
Eigen baas zijn, is niet automatisch de oplossing om die twee te laten dansen in plaats van vechten. Ik praat erover door met Idris en stel hem de vraag: als ik je vraag ‘vind je ultieme vrijheid in het illustreren?’ Dan ga je automatisch praten over je vrije werk?
“Ja. Alhoewel, ik moet wel zeggen, als ik gewoon een leuke afgekaderde opdracht heb dan kan ik daar ook helemaal los in gaan hoor. Maar omdat ik nog niet genoeg opdrachten krijg in m’n vrije werk, verdien ik nu vooral met de toegepaste dingen.”
De ideale match is waar veel mensen, en dus ook Idris, naartoe proberen te werken:
“Op een bepaalde manier is mijn droom ook wel dat je zo’n mate van eigen stijl hebt en dat je daar consistent in kan zijn en dat het tegelijk klanten aantrekt die daar blijkbaar ook een liefde voor hebben… die match is dan perfect.”
Voor zijn gevoel is Idris nog niet op dat punt.
“Maar… daar zijn we gewoon rustig mee… aan het struggelen.”
Zoals zo veel professionals in de creatieve industrie. Als je een raskunstenaar bent, een hopeloze creatief, dan kan het zijn dat je volledig voor de ‘van Gogh-kant’ kiest:
- Je hele leven creëren waar jij helemaal in gelooft, en (misschien) pas na je leven écht geld op gaan brengen. In het geval van Idris: zich helemaal verliezen in zijn vrije werk.
En dan heb je de andere kant. Laat ik het de ‘rasondernemer-kant’ noemen:
- Nooit volledig gaan voor je eigen stijl, naar ‘inhoudelijke echtheid’, maar de ultieme modus zoeken waarin jouw werk precies het product is dat de klanten willen en je er per uur dat je erin stopt het meeste mee kunt verdienen.
Ik vermoed dat de meeste mensen ergens op dat continuüm zitten, bijna nooit 100% aan het ene of andere kant. Maar waar je je ook bevindt, je bevindt je altijd in een spanningsveld. Idris lijkt ergens precies in het midden te zitten:
“Ik ben ook wel iemand die wat meer rationeel is als persoon. Dus gewoon puur de kunstenaar uithangen en de hele dag dit werk maken en zeggen, ja jongens, dit is mijn werk, en wat jullie ervan vinden zal me een zorg zijn, zo ben ik ook gewoon niet.”
“Ik merk ook, puur alleen maar tekenen, mist voor mij een bepaalde inhoud. De ideale vorm is de opdracht én de uitwerking.”
De ultieme mix voor Idris
En dan komt er langzaam maar zeker een derde ingrediënt voor ultieme vrijheid om de hoek kijken.
“Ik ben wel een ontwerper, dus ik voel me wel het fijnst als ik het vóór iemand kan doen. Of laat ik zeggen, mét iemand. Als het een bepaald nut heeft en ik er mensen mee kan helpen.”
In het boek ‘Good to Great’ introduceert Jim Collins ‘The Hedgehog Concept’, naar het idee van de egel:
De vos probeert de egel op allerlei ingewikkelde manieren te slim af te zijn, maar de egel doet steeds hetzelfde: hij rolt zich op in een stekelige bal. Met een consistente, supersimpele oplossing die helemaal bij de egel past, wint hij het altijd van de vos.
In het boek schetst hij deze venndiagram:
Beeld van jimcollins.com
Het idee lijkt me duidelijk. Als je met je werk iets kunt vinden wat in die plek in het midden valt, blijf daar dan trouw aan en consistent in, want: je hebt je Hedgehog Concept gevonden.
In 2016 kwam een boekje uit met een model dat er erg op lijkt. Ikigai. Het verhaal erachter geloof ik trouwens niet helemaal (op het eiland Okinawa woont blijkbaar het grootste aantal gezonde honderdjarigen ter wereld, en dat zou grotendeels liggen aan het goed bewaarde ‘geheim’ Ikigai…).
Maar goed, het verhaal erachter mag dan ruiken naar een slimme verkooptruc, in het principe zit denk ik veel waarheid. Ikigai staat voor je levensdoel vinden in de ‘sweet spot’ van niet drie, maar vier cirkels:
Beeld van Forbes.com
Bij Idris is het dus een soort combinatie van The Hedgehog Concept en Ikigai:
- Dat hij er geld mee kan verdienen;
- Dat hij er zijn eigenheid in kwijt kan;
- Dat hij er iemand (de wereld) mee verder helpt.
Hij wil dus niet zomaar creëren of zomaar geld verdienen, maar waarachtig creëren, geld verdienen, én vervulling omdat hij er iemand mee verder helpt. In de overlap tussen die dingen zou dus zijn ultieme vrijheid moeten liggen.
Gaan illustraties de wereld redden?
Ik zoom nog wat verder in op zijn derde ingrediënt, mensen, of de wereld, ermee verder helpen. Zoekt Idris naar een bepaalde relevantie? Wil hij dat zijn werk ertoe doet? Dat hij ertoe doet door het werk dat hij maakt?
Ik vraag hem of hij vindt dat de wereld illustraties nodig heeft.
“Nou ja, in de kern niet. Dat is ook een van m’n problemen denk ik. Als je te veel over dingen rationeel gaat nadenken... tuurlijk heeft alles aan kunst of creativiteit een hele grote meerwaarde, maar, is de vraag, is het écht nodig? Daar kan ik niet eenduidig, volmondig ja op zeggen.”
Oké, tsja, dan heb je toch een soort probleem te pakken Idris… Kan hij dan ooit werkelijk vrij zijn? Ik stel daarom een nét wat andere vraag om er nog wat dieper in te duiken.
Illustraties… wordt de wereld er mooier van?
“Ja. Dat wel. Dat geloof ik sowieso. Het is natuurlijk een vorm van entertainment. Iets waar je je in kunt verliezen. Als maker, maar ook zeker als kijker. Ik ben zelf ook echt wel fan van strips en Japanse manga en zo. Ik lees ook elke week dingen die uitkomen en daar kun je je ook echt in verliezen.”
“Daarin zie ik een bepaalde kunstvorm waarbij je echt heel goed verhalen kunt vertellen. Waarmee je grotere boodschappen kunt vertellen maar ook soms juist niet. Dat zie ik echt als een meerwaarde ervan.”
Idris ziet een grote kracht in hoe illustraties droge kost kunnen opfrissen. Een bepaald feel good momentje aan je dag kunnen geven. Zoals een mooie bloem in een grijze stad dat kan doen.
Als ik doorvraag over wat illustraties, of in bredere zin, kunst, dan met hem persoonlijk doen, dan reageert hij verrassend genoeg dat hij niet snel geraakt is door een illustratie of schilderij.
“Ik kan dingen herkennen. Supermooie kleur. Mooie brush. Hoe is dát dan gedaan? Ik kan blij worden van bepaalde harmonieën die zijn neergezet. Maar ik weet niet of ik erdoor geraakt word, persoonlijk, of dat ik gewoon geraakt word als ontwerper.”
En over schilderijen:
“Met kunst ben ik heel nuchter. Bij een museum kan ik in een kwartier weer buiten staan. Het moet wel heel uitzonderlijk zijn, weet je, dat ik in de juiste bui ben, voor het juiste werk sta, met, weet ik veel, perfecte lichtinval, dat ik denk van… wauw.”
Ik vind dat verrassend. Hij is illustrator, is bijna fulltime met beelden bezig is, maar wordt in zijn beleving eigenlijk bijna nooit geraakt door een beeld.
Gaandeweg het gesprek wordt duidelijk hoe dat bij de persoon Idris werkt, waar hij dan wél door geraakt wordt, en hoe dat zich verhoudt tot die ultieme vrijheid vinden in zijn werk. Hij vervolgt:
“Ik weet niet, ik denk dat ik zulke belevingen eerder heb vanuit mezelf, dat ik een bepaalde gedachtegang heb, dan dat ik iets visueel voor me zie. Ik zou het bij wijze van spreken altijd bagatelliseren: oh, da’s een schilderij. Ik heb het meer met dingen als natuur.”
Niet voor niets illustreert hij dan ook het liefst dingen binnen de thema’s natuur, science en het universum. Idris blijkt wat dat betreft iemand die helemaal in zichzelf kan keren en in een combinatie van wetenschappelijke inzichten, zijn rationele theorieën, en de emoties die daaruit volgen, betekenis vindt. Hij vertelt:
“Ik zat te lezen. Als je op een willekeurige plek op aarde honderd kilometer naar boven gaat ben je in space, en space is letterlijk niks. Er is gewoon letterlijk niks, en wij zweven daar als bal in, en… het is het meest absurde waar je over nadenkt.”
“Dat ervaar ik dan ook. Als je bijvoorbeeld denkt over ruimtereizen, dan ga ik voor mezelf bijvoorbeeld uitrekenen. Oké, dus, de dichtstbijzijnde ster is Alpha Proxima of zo, en de dichtstbijzijnde planeet is Alpha Centauri, en die is, weet ik veel, honderdduizend lichtjaar ver weg.”
“En als we al eens met lichtsnelheid kunnen, wat volgens Einstein niet mogelijk is, maar als we dat zouden kunnen, dan zijn we bij de dichtstbijzijnde ster in honderdduizend jaar. Weet je, dus dat gaat never ever – waarschijnlijk – gebeuren, dus dan ben je opeens zo geïsoleerd vanuit dat idee.”
Oké… wow, hoe zijn we vanuit een gesprek over vrijheid vinden in je leven als creatief ineens tussen de planeten beland? Is dit het punt waarop ik het gesprek vriendelijk doch dringend weer on topic stuur?
Nee. Ten eerste ben ik daar zelf ook te veel nerd voor, en ten tweede is dit een verhalenreeks over eigenheid en diepste drijfveren, en dan mag je niet wegduiken voor de diepe overpeinzende kant van Idris, die iets blootlegt over zijn stoeipartij met vrijheid.
De stoeipartijen van een diepe denker
Het is eigenlijk een kant van Idris die heel mooi past in zijn kinderjaren: het beeld van de jongen op zijn zolderkamertje. Het tekenen, het lezen en het peinzen.
Om zijn drijfveren nog beter te leren kennen, peinzen we even mee met Idris, waarbij hij vooral ook nadenkt over onze plek en betekenis als minuscuul stofje in dat enorme heelal.
“Als je ook stilstaat bij hoe groot ons sterrenstelsel is, om nog maar niet te spreken over het universum, dat is gewoon zo absurd. En dat vind ik dan ook wel moeilijk hoor. Ik sta voor natuur en duurzaamheid, en we leven op zo’n bal en we hebben er letterlijk maar één van.”
En dan frustreren andere mensen hem:
“Dat je ook mensen hebt die zeggen, ja, lekker boeiend, als ik daarover na ga denken… Ik ga gewoon naar m’n werk in m’n auto. Dat vind ik dan soms wel lastig, want het is letterlijk de realiteit voor iedereen, maar niet heel veel mensen kunnen dat onder ogen komen of zo.”
Maar als ons bestaan op deze bol zo absurd is, dan is het toch niet gek dat het mensen niks kan schelen?
“Ja, het is natuurlijk maar net wat je houding dan is. Is je houding, kom op, we moeten er zuinig op zijn, of oké, dan kunnen we het gewoon affikken.”
Stoeien die emoties dan in jou?
“Oh nee, ik ben in die zin de ultieme goody. Ik zou eerder mezelf door m’n hoofd schieten dan dat ik zou zeggen: ik ga alles affikken. Dus voor mij is dat intern geen probleem. Maar meer dat anderen dat dan wel hebben.”
Dus jouw overpeinzingen over het universum, hoe nietig en niet betekenisvol we zijn, stimuleren je juist om er wél iets van te maken?
“Ja. Het is een soort van zingeving.”
Zijn persoonlijke manifest
Een aantal jaar geleden, toen het net uit was met zijn vorige vriendin, ervoer Idris tijdens zijn overpeinzingen een verlichtingsmoment. Hij begon te typen en zo ontstond een persoonlijk manifest dat hem tot de dag van vandaag helpt om betekenis te geven aan de wereld om hem heen, en zijn plek daarin.
Kort gezegd kwam Idris op een rationele drietrapsraket die hem nog steeds voortstuwt:
- Het hoofd: ik neem iets waar. Ik begrijp er iets van, en ik vind er iets van. Ik vorm mij er een mening over. Een kijk op de wereld om mij heen. Maar ben ik dan enkel een toeschouwer die er alleen iets van vindt? Nee, want ik heb ook;
- Het hart: ik kan er iets bij ervaren. Ik voel er iets bij. De schoonheid. Het mysterie. Het nietige van mezelf en de aarde. De boosheid als we er niet goed mee omgaan. En blijft het daar dan bij? Moet ik er alleen iets bij voelen en stopt het dan? Nee, want ik heb ook;
- Het lichaam: ik heb de tools gekregen om op de een of andere manier, hoe klein ook, daar invloed op te hebben.
Ik vraag door: dus het feit dat het kan, zegt dat wat jou betreft iets over wie je bent? En dat je het meest jezelf bent als je er dan ook iets mee doe?
“Ja, het is bijna een ode aan jezelf op het moment dat je daar iets mee doet. Natuurlijk is er ook wel een grens. Er zijn genoeg mensen die zichzelf kapot maken of afbeulen, van waaah, ik moet dit doen ik moet dat doen.”
Er zijn voor de wereld: lust of last?
Dat lijkt mij inderdaad ook. Want dit component maakt het nog wel weer een stukje lastiger om werkelijk vrijheid te ervaren in het ondernemen.
Aan de ene kant wil hij er dus zijn voor anderen om vervulling te vinden in zijn werk, maar aan de andere kant kan dat er juist voor zorgen dat hij altijd een bepaalde verplichting voelt… het tegenovergestelde van vrijheid... toch?
Ik vraag Idris dus hoe dat bij hem zit. Vindt hij er meer ‘vrijheid’ in dan ‘moeten’?
“Ja… maar het misschien ook wel een last hoor. Ook dat je hier in Nederland woont en de mogelijkheid hebt… want stel ik zou in Afrika wonen en niet zo veel geld omhanden hebben, dan zou ik waarschijnlijk geen illustrator zijn en zou ik iets moeten doen. Iets wat minder mijn passie is.”
“Dus het is bijna een plicht dat je die vrijheid pakt die je hebt.”
Hey… Dat doet me ergens aan denken. Ik besluit ‘m er direct in te gooien en vraag Idris: zoals jouw vader níet deed?
“Ja. Of… nou ja. Ik denk, hij heeft het ook wel gedaan, alleen… hij is er uiteindelijk denk ik voor weggelopen. Nog steeds is het volgens mij zijn liefde en passie om met architectuur bezig te zijn. Op het moment dat je daar ook je werk van kunt maken… hoe tof is dat?”
Idris voelt dus heel sterk een bepaalde drive om voorwaarts te gaan. Om het onbekende tegemoet te treden. Zijn eigen bestaan en nietigheid onder ogen te komen, en daar dan iets mee te doen.
Niet alleen een drive, een verantwoordelijkheid zelfs, die hem de vrijheid kan ontnemen. En als hij ergens niet tegen kan, is als mensen die verantwoordelijkheid niet zien:
“Weet je, iedereen, vroeger of later, moet een keer die realiteit onder ogen komen. Of dat nu letterlijk is drie seconden voordat je doodgaat, maar het is wel de stand van zaken. Voor mij is dat ook wat het allemaal zo interessant maakt.”
Deze overpeinzingen maken Idris tot wie hij is. Geven hem betekenis in een wereld die soms absurd op hem overkomt. Maar roven soms ook de lichtvoetigheid waar hij naar verlangt.
“Ik zal er altijd over nadenken waardoor je een bepaalde zwaarte, zou je kunnen zeggen, aan dingen geeft, die je waarschijnlijk niet zal helpen. Weet je, zo’n gedachtegang als dit zal me niet helpen om direct opdrachtgevers te vinden of zo. De dagelijkse dingen.”
“Terwijl die – en daarom trekken ze het denk ik ook – die kunstenaars die zeggen, fack alles, ik doe gewoon m’n eigen ding, die hebben een luchtigheid die ik zou willen hebben, want vanuit die luchtigheid kan je veel makkelijker produceren en dingen doen…”
Zijn ultieme vrijheidsmoment
Dat die zwaarte en dat verantwoordelijkheidsgevoel zijn vrijheid kan roven, wordt extra duidelijk als ik hem vraag naar hét moment in zijn leven dat hij zich het meest vrij heeft gevoeld. Idris vertelt over een reis in zijn eentje.
Hij zou zijn toenmalige vriendin bezoeken die toen in haar geboorteland China was… maar toen ging die relatie uit. Nu wilde hij altijd al een keer naar Japan, dus hij wijzigde de plannen en reisde er in zijn eentje twee weken met de trein doorheen:
“Ik kon gewoon elke trein instappen en op een bepaald moment genoot ik heel erg. Dat ik in zo’n Shinkansen zat en dan, weet ik veel, van Tokyo naar Kyoto of zo en daar doe je dan een paar uurtjes over.”
“Dan kan je gewoon naar buiten kijken en… op een bepaalde manier geen zorgen aan je hoofd. En ook gewoon in een land zijn waarbij je… weet je… ja…je spreekt de taal niet.”
“Het feit dat je mensen niet kan begrijpen en je kan dingen niet lezen, dat haalt gelijk zo veel weg aan een soort van interactie, hoe zeg je dat? Je gaat toch heel snel dingen lezen en proberen te begrijpen en zo. En nu was het: ok, ik snap het niet. En dan ga je gewoon zitten.”
Hey! Weer een herkenbaar thema. Z’n zolderkamertje… Z’n studio… Ik reageer: je was wel met mensen, maar niet echt mét mensen?
“Ja, voor mij was dat ideaal. Ik had net m’n lunch gehaald. En dan zit je in een coupé die halfleeg is, in een supersnelle trein. Totaal van alle gemakken voorzien, zeg maar, maar wel aan het reizen en je ziet dingen. O ja… treinreizen is toch echt wel fijn.”
Maar je had hetzelfde gevoel waarschijnlijk niet in de intercity van Amsterdam naar Groningen gehad? “Nee, dat heb je al een keer gedaan, je verstaat letterlijk wat iedereen zegt, het is spits, dus druk, weet je wel…”
Je hebt waarschijnlijk bepaalde verantwoordelijkheden…
“Ja je bent daar niet om het landschap te zien.”
In Japan kon je ook werkelijk niks anders dan zijn.
“Nee, in die zin is dat ook wel het mooie van reizen. Met reizen word je geforceerd om jezelf te zijn. Want je hebt niks om aan vast te grijpen.”
“Als je dingen aangeleerd hebt met mensen of met ouders of whatever, dan heb je dat daar niet. Je kan alleen maar puur jezelf zijn op een bepaalde manier, of… zo veel mogelijk. Het brengt je weer helemaal terug naar je kern of zo.”
Wat Idris beschrijft, denk ik te herkennen. Ik vertel hem erover. Ik kan me nog herinneren, een van de eerste keren dat ik in Den Haag was, met een klas van de middelbare school naar een toneelstuk.
Ik wandelde door Den Haag, en vond het heerlijk. Niemand kende mij… het had iets groots in zich, de stad. Ik kwam uit een kleiner plaatsje, Veenendaal, dus ik vond het indrukwekkend. Overweldigend.
En juist de anonimiteit vond ik heerlijk. Het voelde heel vrij én gaf me een gevoel dat raakt aan het gevoel dat Idris heeft als hij denkt over de grootsheid van het universum. Een bepaald…:
er niet toe doen.
Het gevoel: de wereld gaat gewoon door als ik er niet ben. Zou dat er, daar in de trein in Japan, ook deel van kunnen zijn. ‘Ze hebben mij hier niet nodig’?
“Nee… je bent een buitenstaander.”
“En als je er niet was, zou dat voor die mensen geen fluit uitmaken. Het is op een bepaalde manier ook dat je voorzien bent in alles wat je nodig hebt. Je hebt eten, je slaapt in een hotel. Dus in die zin ben je van alle zorgen ontdaan.”
Ik hoor wat Idris zegt, maar ik wil toch vooral die andere kant benadrukken. Ja, je had de vrijheid van ‘alles hebben wat je nodig had’, maar was het niet vooral de vrijheid van ‘niemand heeft jou nodig’?
“Ja, dus je hebt geen last. Het is niet jouw land, dus je hebt ook niet de maatschappelijke last. Je hebt letterlijk geen lasten.”
Grappig… Het aspect wat hij in zijn werkende leven zegt nodig te hebben om die ultieme vrijheid te ervaren, viel hier weg, waardoor dat juist hét moment werd waarop hij zich het meest vrij voelde in zijn leven.
Ik vraag hem daarom: maar je had niet het gevoel dat je nutteloos was? Irrelevant?
“Nee, maar misschien dat dat dan op dat moment niet uitmaakt. Dat is ook wel een verschil. Mijn vriendin heeft superveel gereisd. Maar bij haar is het ook wel een beetje zingeving, bijna, zo van, ik maak wat van mijn leven op het moment dat ik reis en dingen ervaar en ik haal op die manier het meeste eruit.”
“Maar ik merk, ik ben in die zin wel anders. Op het moment dat ik na zoveel weken niet aan m’n eigen vraagstukken heb kunnen zitten, voelt het voor mij ook een beetje ‘oké, nu is het wel leuk geweest en ik moet nu wel weer gewoon m’n dingen doen’.”
“Ja, ik ben dan effe nutteloos en dat is prima voor dat moment, maar ik zou niet m’n leven weg willen gooien met alleen maar soort van… passief kijken.”
Als je zou moeten kiezen tussen alleen maar reizen of alleen maar je werk als illustrator? Dan zou je kiezen voor je werk als illustrator?
”Ja.”
Maar de ultieme vrijheid heb je wel ervaren op reis, en niet in je werk als illustrator…
“Het ideaal is natuurlijk als je het alle twee kan doen…”
Hmm… hier vinden we tijdens het gesprek waarschijnlijk geen sluitend antwoord op, maar ik blijf het interessant vinden dat Idris juist in het totale niet nodig zijn de ultieme vrijheid ervoer.
De ultieme beknelling van Idris
Wat er voor mij nog iets meer licht op werpt, is wat Idris deelt als ik hem precies de tegenovergesteld vraag stel: Wat is het moment in je leven dat je je het meest bekneld/ onvrij hebt gevoeld? Idris antwoort en vertelt over zijn eerste ‘serieuze’ relatie.
Voor die relatie had hij in de brugklas al heel kort een relatie gehad, maar daar zette Idris direct een punt achter toen zijn vriendinnetje hem aan haar ouders wilde voorstellen.
“Ze vond mij blijkbaar leuk. Leuker dan dat ik haar leuk vond. Dus toen dacht ik, nou ja, dan moet het maar op een manier dat het meer gelijkwaardig is.”
Vanwege die ervaring besloot Idris daar heel voorzichtig mee om te gaan en niemand te kwetsen. Mede daardoor kreeg hij lange tijd geen relatie, tot er op een gegeven moment, toen hij achttien à negentien was, toch iets ontstond wat wel gelijkwaardig voelde.
Althans… heel kort dan. Want na een paar maanden begon hij toch te twijfelen. Omdat hij haar niet wilde kwetsen, trok hij zijn twijfel in twijfel… en hield hij het nog een half jaar vol.
Een half jaar waarin hij zich zo bekneld voelde dat het nu hetgene is dat in hem opkomt als ik hem vraag wanneer hij zich het meest onvrij voelde.
Eerder zei Idris: ik zou nog liever mezelf door m’n kop knallen dan dat ik iemand iets aandoe. En hier moest je iemand anders iets aandoen?
“Ja. Dat was ook de reden waarom ik tot dan toe op de middelbare school weinig relaties had gehad.”
Dat je je verantwoordelijk voelde voor die ander?
“Ja, want je moet dan iemand pijn doen en dat wil ik niet. Maar ja, vervolgens kom je er dan ook achter: vanuit die optiek kom ik natuurlijk ook nooit echt verder.”
Ok… misschien wordt het toch wat duidelijker waarom hij zich zó vrij voelde in Japan. Tenminste, dit is invulling van mijn kant, en misschien ziet Idris het heel anders, maar denkend aan zijn reiservaring:
Niet alleen was hij daar alleen en zonder enig verantwoordelijkheidsgevoel richting de Japanners om zich heen, ook was zijn relatie net uit.
Ja: er werkelijk voor anderen kunnen zijn geeft hem dan allicht vrijheid, maar er voor anderen ‘moeten’ zijn rooft toch ook een hoop, zo lijkt het.
Inmiddels hebben we een hoop geleerd over hoe vrijheid vorm krijgt in het leven van Idris. Dat ‘ik ben eigen baas, dus ik ben vrij’ de werkelijkheid tekort doet. Dat vrijheid te maken heeft met een balans tussen allemaal uitersten.
Zijn levensdoel
Ik ben afsluitend nog geïnteresseerd in zijn ultieme doel. Eigenlijk hebben we al gehoord, in ieder geval werkgerelateerd: dat het soort illustraties dat hij het liefste maakt, dat waar hij geld mee verdient, en dat waar hij mensen mee verder helpt, steeds meer overeen gaat komen.
Ik vraag hem: je hebt dus niet per se een specifiek doel van… ik wil op de cover van The New Yorker?
“Nee. Ik zou het graag willen, maar meer vanwege de voordelen die het brengt. Want je krijgt vanuit die zichtbaarheid waarschijnlijk meer opdrachten, waarschijnlijk opdrachten vanuit iets dat ze in jou zien, dus het is al meer gericht op jou als persoon.”
“En je kan hopelijk, als je meer opdrachten krijgt, keuzes maken: met jou wil ik wel werken en met jou niet. En dan heb je hopelijk betere matches. Vanuit die optiek zou ik wel graag op de cover van The New Yorker staan, maar…”
Meer als middel dan als doel.
“Ja.”
En een ultiem doel qua relaties? Hangt je ultieme doel in het leven daar ook nog ergens mee samen?
“Ja, ik denk het wel. Ik heb de eerste paar jaren na mijn afstuderen gehad zo van, je werk is alles en succes in je werk is alles.”
“Maar ik heb op een bepaald moment wel gemerkt, werk is niet alles. Het is misschien de helft van wat ik nodig heb in mijn leven. En mijn partner en relatie is daar ook een heel groot stuk in. Die priorisering heeft me geholpen.”
“Ik merk dat je cycli hebt. Dat je meer met werk bezig bent, en dan met relatie… Voor mij, een goed leven leiden, is hopelijk op alle fronten een soort van continuïteit en aandacht hebben.”
Dus ultieme vrijheid voor jou in de toekomst, is misschien ook dat je hoopt dat ze elkaar versterken? Dat je werk je de ruimte geeft om te reizen en om met de mensen waarvan je houdt te zijn. En dat de mensen waarvan je houdt je er niet van weerhouden om naar het werk te gaan?”
“Ja.”
Hij vertelt dat zijn moeder enige tijd geleden iets met hem deelde waar hij erg mee klikte en waar hij veel aan had. Dat hij misschien geneigd is om te veel en te snel naar een soort versmelting met een partner te willen:
“Terwijl, zei ze, je moet eerst weer op jezelf leren staan en vanuit die gezonde houding kan je je juiste partner vinden om vervolgens tot een hoger niveau met je partner te komen.”
“En grappig genoeg is dat letterlijk de zoektocht in mijn werk. Ik moet op de een of andere manier mijn eigen ding vinden en me daar staande in houden, en als dat kan dan... de rest komt dan wel.”
“Dus dat zit ook wel in mijn toekomstidee. Op een bepaald moment iets kunnen opbouwen. Een bepaalde diepgang kunnen vinden, hoort daar zeker bij.”
Denk je dat je dat gaat bereiken, of denk je dat je je leven lang een ‘fantoom’ aan het najagen bent?
“Laat ik het zo zeggen, ik ben op een bepaalde manier zo naïef dat ik denk dat ik het wel ga bereiken. Maar ja. Als ik het niet bereik, dat… kan ook.”
En als dit het is? Dat je je leven lang iets nastreeft zonder het te bereiken? Ben je dan wel blij? Heb je dan een vrij leven?
“Ja. Dat is ook waarmee ik mezelf geruststel. Ongeacht wat ik doe: dit is wat ik wil en wat ik voor m’n gevoel moet doen.”
“Dus ook al zou ik morgen dood gaan, dan heb ik wel… ik loop de richting die ik hoor te belopen. Dus ik kan daar dan nul spijt over hebben… (lachend): maar tuurlijk, liever wel halen. Da’s wel leuker of zo.”